David Van Reybrouck
Revolusi. Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
De Bezige Bij, ISBN 9789403183404, Euro 39,99
Waarom moeten niet-Nederlanders ons toch telkens weer op onze tekortkomingen wijzen? En al helemaal als het over een pijnlijk hoofdstuk in de vaderlandse geschiedenis gaat. Want zo mag de dekolonisatie van Indonesië eufemistisch wel genoemd worden. De Zwitserse Nederlander Remy Limpach deed dat enkele jaren geleden al op uiterst precieze wijze in De brandende kampongs van Generaal Spoor (2016). Hij liet geen spaan heel van de militair-politieke overwegingen die de naoorlogse regering maakte: een te grote broek aangetrokken, geen idee van de nieuwe wereldorde die na 1945 was ontstaan. En nu is er dan Revolusi van David van Reybrouck. De Vlaming nam eventuele critici al vroeg de wind uit de zeilen door de eigen Belgische koloniale misstappen uitvoerig te boekstaven in zijn onvolprezen Congo. Een geschiedenis (2010).
De kaft van zijn 636 pagina’s tellende nieuwe boek over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (met voorspel en naspel) is veelzeggend. De titel ook. Het omslag bestaat uit een afbeelding van bamboestaken. Wat je niet ziet zijn de punten die, schuin afgesneden, van een vriendelijk gewas een gemeen wapen kunnen maken. De bambu runcing staat symbool voor wat in Indonesië als Revolusi geboekstaafd staat, maar in Nederland de Bersiaptijd wordt genoemd; de periode tussen augustus en december 1945 vol gruwelijkheden tegen alles wat met de kolonisator werd geassocieerd. Veel is al geschreven over dit standaardwerk, dat de tongen binnen de Indische gemeenschap en de veteranen losmaakt. En ik moet zeggen, voor mij waren de eye openers talrijk. Zo vond ik de terugkerende metafoor van een koloniale samenleving bestaande uit drie dekken (lees: standen) op een pakketschip heel treffend. Een zinkend schip, welteverstaan. Het zijn niet zozeer de feiten, want die zijn genoegzaam bekend, maar wel het perspectief dat je denken doet kantelen. Zoals de link die de schrijver legt tussen de enorme olievoorraden in Nederlands-Indië waarop zowel de Japan als de Verenigde Staten aasden en daarmee de aanval op Pearl Harbor wellicht uitlokten. Maar ook de enorme drang naar vrijheid onder Indonesische jongeren die een uitweg vond in haat en geweld weet hij te verklaren. Zij wilden niet terug naar de tijd van onderdrukking, honger en vernedering. En geef ze eens ongelijk. Ander voorbeeld. De schrijver spreekt niet van ‘repatrianten’ als hij de uittocht behandeld, maar van ruim 300.000 ‘vluchtelingen’ die naar Nederland kwamen. Maar er is meer. Van Reybrouck onderstreept de enorme betekenis voor de wereld van de Bandung-conferentie in 1955, waar op initiatief van Soekarno de niet gebonden landen werden verenigd, een unicum in haar soort. Net als het gegeven dat Indonesië het eerste gekoloniseerde land ter wereld was dat in 1945 (twee dagen na het einde van WOII) de onafhankelijkheid uitriep bij monde van, precies: Soekarno. Het bewijst maar weer hoezeer die Soekarnostraat in Amsterdam er al lang had moeten zijn, of tenminste in Nijmegen dan. Al wordt daaraan gewerkt.
Martin Bossenbroek
De wraak van Diponegoro. Begin en einde van Nederlands-Indië.
Singel Uitgeverijen, ISBN 9789025301514, Euro 39,99
Nog dikker dan Revolusi van David van Reybrouck is deze kloeke uitgave over het einde van Nederlands-Indië door Martin Bossenbroek. De man die we kennen van De Boerenoorlog (2014) waarmee hij bewees even precies als meeslepend de Zuid-Afrikaanse geschiedenis (en het begin van Apartheid) te beschrijven. En nu alweer een monument van koloniale geschiedschrijving dat is verbonden aan ons natte landje aan de Noordzee. In maar liefst 798 pagina’s vertelt Bossenbroek in De wraak van Diponegoro het grote verhaal van het gewelddadige begin én einde van Nederlands-Indië, zoals dat werd beleefd door de hoofdrolspelers in beide kampen. Het eerste deel gaat over de Java-oorlog (1825-1830). Daarin portretteert hij de mystieke prins Diponegoro, en kruipt daarbij bijna in zijn huid. Deze welhaast goddelijke Javaanse prins wordt gespiegeld aan de oer-Hollandse houwdegen, de legercommandant Hendrik de Kock die met list en bedrog de overwinning behaalde in een lang vergeten maar bloedige oorlog. Dan volgt de brug met het actuele verleden, met die andere oorlog (1945-1949) uitmondend in de onafhankelijkheid. Hij koppelt de charismatische Diponegoro aan de al even inspirerende nationalist Soekarno en laat zien hoe deze massale krachten weet te bundelen tegen de laatste gouverneur-generaal H. Van Mook, tegen de kolonisator Nederland. Die Van Mook had overigens het beste voor met de kolonie. En zo loopt er een rechte lijn van Multatuli’s Max Havelaar via de ‘ethische politiek’ naar de ‘politionele acties’ ofwel naar Revolusi. Anders dan Van Reybrouck beschrijft Bossenbroek meer de feiten en oordeelt niet. Dat maakt zijn boek misschien minder geëngageerd dan dat van zijn Belgische collega, maar zeker niet minder waardevol en bovendien buitengewoon goed leesbaar. Al was het maar vanwege de beeldende kracht die hij erin legt. Je rijdt als het ware mee in de zwarte Buick die Soekarno van de Japanners kreeg, op de achterbank hoor je al zijn angsten en onzekerheden voorbij komen. Want die kende deze staatsman volop.